On the road to The Gambia

Inleiding


Het is toegestaan aan Belgen om voor drie maanden in Senegal te verblijven. Blijf je langer, dan wordt het iets gecompliceerder. Tenzij je het land even verlaat en nadien een nieuwe stempel in je internationale reispas laat zetten als je de grens weer oversteekt. Dit zouden ik en enkele andere vrijwilligers ook moeten doen. De dichtstbijzijnde en veiligste grens is die van Gambia. Een reis naar dit kleine landje (het kleinste v.h. Afrikaanse continent) leek dus de beste optie. Met de bus? Met een sept-place? Met de taxi? Waarom niet met de fiets? Geen betere manier om de natuur én cultuur van een land te leren kennen. Eenmaal allemaal overtuigd van het idee, gingen we op zoek naar een geschikte fietswinkel en stippelden we onze route uit. Veel voorbereidingen konden we al bij al toch niet treffen. We zouden veel overlaten aan het toeval, hier in Afrika loont het toch niet de moeite om te ver in de toekomst te denken. Des te meer avontuur, dachten we dan.

Deel 1: La Petite Côte 

De eerste etappe legden we af met de bus, de fietsen op het dak. Om de verkeershel van Dakar te mijden reden we tot Bargny. Daar  sprongen we op het zadel en zetten onze reis voort naar Popenguine, een dorpje en bedevaartoord aan de kust waar de Zwarte Madonna ooit verscheen. Op katholieke feestdagen komen christenen van over heel Senegal hierheen maar op dat moment was er geen pelgrim te bespeuren. Onze eigen pelgrimstocht ging vrij vlotjes. Een lijdensweg was het niet geworden, hoewel de brandende middagzon het er niet gemakkelijker op maakte. We zochten we een leuk kampement om te overnachten en namen een duik in de zee. De volgende dag namen we een kijkje in de kerk waar de Zwarte Madonna staat te pralen. Met de zegen van deze zwarte Maria fietsten we verder naar La Somone.




Hoewel we over een gedetailleerde wegenkaart beschikten, moesten we ergens een afslag gemist hebben. Zo belandden we op de nationale weg richting de Gambiaanse hoofdstad Banjul. Veel vrachtverkeer dus en we moesten dan ook goed uitkijken. Uiteindelijk bereikten we bij valavond heelhuids La Somone. Een toeristische badplaats waar je wel meerdere toubabs tegen het lijf loopt.
Niet echt zo aantrekkelijk voor fietsavonturiers maar na twee vermoeiende dagen trokken we er toch een dagje voor uit om even uit te blazen op het strand.



Als je La Somone al onaantrekkelijk toeristisch vindt, dan is Saly zeker niets voor jou. Deze badstad naast de drukke vissersstad Mbour, is 'the place to be' voor toeristen die speciaal naar Senegal komen voor zijn stranden en het mooie weer. Van het echte Senegal is er weinig terug te vinden en het stadje bezit dan ook weinig charme. We reden er gewoon door en stopten enkel even om heel wat cash af te halen voor de rest van de reis. Van Saly tot Banjul zouden we immers geen bankautomaat meer tegenkomen.
In Mbour begon het tandwiel van m'n fiets het te begeven. Gelukkig merkten we er op de weg een fietswinkel op waar ze in geen tijd m'n tandwiel konden vervangen. Met m'n fiets terug tiptop in orde reden we de laatste kilometers over het strand naar  La Pointe Sarène, een klein vissersdorp te midden van de brousse waar we de nacht zouden spenderen.




Dat La Pointe Sarène midden in de brousse ligt, maakt het er ook zo idyllisch. Maar het zorgt ook voor dat je er, bij het verlaten van het dorpje, gemakkelijk kan verdwalen. De paden tussen de hoge struiken lijken immers allemaal op elkaar. We passeerden enkele kleine dorpjes en vroegen er de weg. Na veel vingergewijs bereikten we opgelucht de geasfalteerde weg naar onze volgende halte, Joal-Fadiouth.
Dit geboortestadje van de eerste Senegalese president L.S. Senghor, werd onze laatste stopplaats voor we door een nieuwe regio zouden rijden. De rivierdelta van de Siné en de Saloum lag voor ons.

de weg niet vinden is om gek van te worden...

                                       
                                           de houten loopbrug naar het eiland Fadiouth 
Het kerkhof van Fadiouth op een schelpeneiland
















Deel 2: De Siné Saloum

Tot hiertoe hadden we steeds min of meer de kustlijn gevolgd. Nu trokken we meer landinwaarts, de brousse in, tot we noodgedwongen de pirogue zouden moeten nemen. Het deltagebied van de Siné en de Saloum, of gewoon de Siné-Saloumis immers niet voorzien op rijwielen. De regio bestaat hoofdzakelijk uit water en mangroves. Op de eilandjes tussen de verschillende rivierarmen of bolongs vind je nog verscheidene vissersdorpjes en van november tot maart strijken duizenden vogels er neer om te overwinteren.
De rit van die dag werd nog een zware beproeving. We reden op hobbelige pistes en de verzengende zon deed ons naar adem happen. Onderweg passeerden we de grootste baobab van Senegal. We pauzeerden even in z'n brede schaduw en namen een kijkje in zijn holle stam.
We kwamen vrij laat aan in Ndangane, een weinigzeggend dorpje waar we enkel moesten zijn omdat er vandaar pirogues vertrokken naar verschillende andere dorpen in de Siné-Saloum. Je werd er maar al te veel lastig gevallen door gidsen die ons een begeleid boottochtje door de mangroves wilden verkopen. Hoe dan ook, we zouden er slechts één nachtje blijven. De volgende dag zouden we de Saloum opvaren.


'Le baobab sacré', naar men zegt de grootste/dikste van heel Senegal


Ons boottochtje duurde maar liefst vier uur. Veel vogels zagen we niet overvliegen. We werden wel vergezeld door talloze vlinders. Dat was me een mooi spektakel in het zonlicht.
Het was al donker toen we aanmeerden op het strand van foundiounge. We settelden ons gauw in de hutjes van een kampement en gingen, tot ergernis van enkele Senegalese koks, eten in een Italiaans restaurant. Een bord pasta zou wel nodig zijn voor de volgende fietsdag.



De mangroves langs de Saloum
zwemmen in het zoute rivierwater



We hadden niet verwacht dat dit onze zwaarste dag zou worden. Als de kaart ons ook wat zou verteld hebben over de staat van de wegen, hadden we een heel stuk kunnen afsnijden. De geplande route bleek een zandweg te zijn en er bestond geen andere keus dan een hobbelige piste in te slaan. Deze was op willekeurige stukken geasfalteerd, vrij irritant. Altijd weer even zuchten als we weer het rode grind moesten oprijden.
We kwamen net op tijd aan in Sokone. Onze dosis energie begon uitgeput te geraken.
In ons kampement ontmoetten we een Vlaamse gepensioneerde die er zich een verblijf had gekocht tussen de mangroves. Hij bood ons aan om ons even te verfrissen in zijn net aangelegde zwembad. Deze kans konden we toch niet aan ons laten voorbij gaan. Nadien stond er een fris biertje voor ons klaar.
Even geproefd van een leven als Belg in Senegal.

'Toubab! Donne-moi cadeau!'
allez dan, omdat ze het zo lief vragen ;p

Op de negende dag duurde de fietstocht slechts een voormiddagje. Dat gaf ons erna de mogelijkheid om in het gezellige dorpje Toubacouta een bezoek te brengen aan het nationaal park van de Saloumdelta. We zagen er aardig wat vogels en voeren tussen de dichte mangroves. We meerden aan op een schelpeneiland waarvan je er in de Siné Saloum wel enkelen vindt. Gedurende duizenden jaren wierpen de inwoners, die voornamelijk leefden van schaaldieren, hun schelpenafval op één grote berg. Zo ontstonden deze ‘îles des coquillages’, nu begroeid met struiken en baobabs. De eilanden werden vaak gebruikt als begraafplaats (zie voorgaande foto in Fadiouth).
’s Avonds aten we in Chez Boum, in alle gidsen aangeprezen, die ons de lekkerste chocomousse van Senegal serveerde. 


Wat houden we toch van de Senegalese flora op île de coquillages

Dag 10: onze eindbestemming in zicht. Banjul, de hoofdstad van Gambia, lag op een kleine veertig kilometer van Toubacouta. Daarna aan boord van de veerboot over de Gambia-rivier en op zoek naar een hotelletje in het centrum. Banjul had een eigenaardige sfeer. Ik denk dat dat te maken had met de foto’s van de Gambiaanse president die er overal ophingen. Met zijn 18 jaar lange heerschappij en de personencultus die hij opgebouwd heeft, is hij niets anders dan een dictator. En wee diegene die kritiek heeft…
His Excellence Sheikh Professor Al Haji Doctor Yahya Abdoul Aziz Jamus Junkun Jammeh dult geen tegenspraak. Er zijn al voor minder journalisten en oppositieleden uit de weg geruimd. Een gesprekje over politiek met de locals zat er dus niet in, die durven er geen woord over reppen.
Het leek ons niet de moeite om langer dan een dag in Gambia te blijven. Niet vanwege zijn politiek, maar omdat er gewoonweg weinig te beleven valt in de hoofdstad.



de veerboot over the Gambia river

Banjul aan de overkant

een nieuw land, nieuw bier: Julbrew
'goeie boel!' zoals Philippe (links) zou zeggen

toch nog een beetje cultuur
in het Gambian National Museum

     

Maar was dit niet ons einddoel? We zagen er niet echt iets in om na tien dagen al terug te keren naar Yoff. De stad Ziguinchor, de hoofdplaats van de Casamance in Zuid-Senegal ligt niet veraf. Van daar vertrekt een ferry richting Dakar. Geen slecht idee om de reis nog even voort te zetten, niet? Op naar de Casamance!




Deel 3: De Casamance


Als moslims niet zulke vroege vogels waren, had de imam me niet om vijf uur gewekt. We slenterden wat rond in de stad voor we de bus namen naar de grenspost, de fietsen op het bagagerek. Daar bleek dat ik, volgens de controleurs, niet helemaal in orde was met m’n documenten. Maar geef 5000 CFA en ze maken er geen probleem meer van…
Het begon al te schemeren wanneer we Senegal weer binnenreden. Geen tijd te verliezen dus. In de Casamance wordt het afgeraden ’s nachts te rijden. Je veiligheid staat dan op het spel. Er vinden nu en dan onlusten in de regio plaats en nog steeds moeten militairen toezien op de orde. Tot 20 jaar geleden heerste hier een burgeroorlog. Hoewel er een vredesakkoord werd getekend, betekent dit niet het einde van het geweld. De rebellenbeweging die streed voor een onafhankelijk Casamance, is nu versnipperd en overvallen af en toe een konvooi of een jungledorp. Maar stilaan begint het toerisme in de streek terug te keren.
De chauffeur van onze sept-place raasde als een gek naar Bignona. Overleefden onze fietsen op het dak het maar. Enkele malen moesten we stoppen bij een militaire controlepost. We konden geen aankoopbewijs van onze tweewielers laten zien en een officier dreigde daarop onze fietsen in beslag te nemen. Dacht hij dat we de fietsen vanuit Gambia naar Senegal smokkelden? Het zou ook op een eenvoudigere manier opgelost zijn: een ‘boete’ van 10 000 CFA… Toch aanvaardden ze ons excuus dat we enkel Gambiaans geld op zak hadden, en niet eens genoeg. Ze zagen het door de vingers. Even ontsnapt aan corruptie.
Opgelucht dat we onze fietsen nog hadden, kropen we in bed.


na een vermoeiende dag in de auto, blijkt zelfs het ontkurken
van een bierflesje een grote moeite


Onze laatste fietsdag: van Bignona tot Ziguinchor. Voor we goed en wel op weg zaren, maakten we kennis met Richard, al weer een gepensioneerde Belg die zich in de buurt had gesetteld. Hij nodigde ons uit voor een gezellige babbel en, indien mogelijk, om samen te lunchen. Natuurlijk hadden we tijd, we hadden die dag enkel 40 km voor de boeg. Met de 'riz aux poissons' en een heerlijke verse papaya achter de kiezen, sprongen we weer op ons zadel. Onderweg ontsnapten we maar net aan de zwaaiende machete van de Kankurang. Deze gemaskerde bewaker moet buitenstaanders wegjagen die niet gewenst zijn in de buurt van ' le bois sacré '. Want daar wordt besnijdenis van de jongelingen uitgevoerd en dat gebeurt in gesloten kring zonder pottenkijkers.


de Kankurang gaat erg op in z'n rol en kan venijnig toeslaan
met z'n kapmes om anderen de schrik op het lijf te jagen.
Dorpsbewoners komen tijdens de besnijdenis van hun jeugd
de deur dus liever niet uit.

In Ziguinchor konden we konden nog net op tijd tickets bemachtigen voor de bootrit met de ferry Aline Sitoé Diatta die twee dagen later zou vertrekken. Er restten ons dus nog twee dagen om de sfeer in deze stad op te snuiven. We namen de tijd oms eens goed te gaan uit eten. De traditionele palmwijn waarover ik al zoveel gehoord had, konden ze me jammer genoeg nog niet aanbieden. Daarvoor zou ik in januari moeten terugkomen. Nog een reden om de Casamance een tweede maal te bezoeken.
Op onze laatste avond vierden we het islamitsische nieuwjaar met de familie van Samba, een TSX-medewerker. We kregen een grote schaal couscous met rundsvlees voorgeschoteld: om de vingers van af te likken.

een Frans wijntje, toch nog een smakelijke erfenis van de kolonisatie 

Die zondag wachtten we aan de kade van Ziguinchor tot we aan boord konden gaan van de Aline Sitoé Diatta. Deze ferry dankt zijn naam aan de dapperde koningin van de Casamance die rebelleerde tegen de Franse kolonisators. Zoals vele inwoners van de regio trots mogen zijn op deze dame, mogen ze ook fier zijn op de gelijknamige boot die het enige alernatief biedt voor een langdurige reis met een bushtaxi door Gambia op hobbelige pistes.
En bovendien is de terugtocht over zee naar en van Dakar een heuse ervaring. We wuifden Ziguinchor en de Casamance na op het dek en keken al uit naar een volgende reis naar dit paradijslijke deel van Senegal.

Au revoir Casamance!



                                                           









1 opmerking:

  1. Prachtige blog heb deze reis 2x gedaan met fiets wel steedes moeilijkheden gehad aan Gambiaanse grens een goede raad NOOIT toegeven!

    BeantwoordenVerwijderen